Verkeerslichten zijn meestal stoplichten
Wie ‘stoplicht’ zegt, wordt soms verbeterd: het zou ‘verkeerslicht’ moeten zijn. Daarover stelde het Genootschap Onze Taal in de Taalkalender 2015 de volgende vraag: zijn ‘verkeerslicht’-zeggers redders van het Nederlands, of irritante betweters?
De Taaladviesdienst van de VU heeft het Reglement verkeersregels en verkeerstekens er op nageslagen en daarin komt alleen het woord verkeerslicht voor. In woordenboeken wordt stoplicht echter altijd als synoniem van verkeerslicht vermeld. Iedereen begrijpt het woord stoplicht, het gebruik ervan is heel gewoon. De conclusie van de Taaladviesdienst is dan ook dat wie vindt dat stoplicht geen goed woord is, te streng is.
In de verkeerswereld echter kan er naar je worden gegooid als je spreekt over stoplichten in plaats van verkeerslichten of verkeersregelinstallaties (VRI’s). Mij doet deze benamingskwestie denken aan de landbouwsector die van landbouwgif overging op bestrijdingsmiddelen en nu gebruik maakt van gewasbeschermingsmiddelen. Want verkeerslicht is een positievere benaming dan stoplicht. Hoe terecht is het dan eigenlijk om niet het verkeer maar het stoppen te benadrukken?
Nou dat is best wel terecht. Want het basisprincipe van een verkeersregelinstallatie is om het verkeer in treintjes te verzamelen en dan deze treintjes achter elkaar het kruispunt over te laten gaan. Alleen bij een groene golf kan dat zonder stoppen. En hoe het in de praktijk werkt heeft de Fietsersbond onderzocht in de Fietsbalans (2006). Bij het onderzoek naar verkeerslichten in grote steden moesten fietsers bij een verkeerslicht in 6,8 van de 10 keer stoppen.
Maastricht scoorde wel relatief goed, hier moesten fietsers in 5,4 van de 10 keer dat zij bij een verkeerslicht kwamen stoppen. Maar dat is toch nog iets meer dan de helft van het aantal keren.
Kortom, als een verkeerskundige geen stoplichten wil, moet-ie ze niet aanleggen.
Laurent Theunissen, 27-11-2015.